Hebben en Geven

Alles wat ik heb wil jij ook. Mijn schoenen, heel vaak mijn schoenen. Dan moesten we naar de winkel om soortgelijke schoenen te kopen. In de winkel keek je me dan aan met een blik van ‘wat moet ik met die achterlijke schoenen’. Mijn Latte, en als ik die voor je bestel lust je het niet, chocomelk met slagroom vind je veel lekkerder. Mijn handtas, terwijl je die van mij had gekregen en had ‘teruggegeven’ omdat je hem niet wilde. Als je mij ziet scan je alles, en besluit vervolgens wat jij ook wilt.

Alles wat jij hebt wil je weggeven. Als je een koekje eet en ik vraag of het lekker is (terwijl ik dat kan zien aan je ogen), reageer je gelijk met een uitgestoken koekje; hebben? Als ik je oorbellen bewonder doe je ze gelijk uit, wil je ze me geven. Ik zeg dan altijd snel dat ik ze mooi bij jóú vind.
Toen we nog uit konden lunchen was het ook altijd oppassen. Beste was hetzelfde te bestellen wat jij bestelde. Als ik iets anders had uitgekozen en het eten werd gebracht schoof je jouw bord weg met een ‘bah’ en keek verlangend naar mijn bord. Ruilen van bord was de enige optie. Ook moest ik opletten niet sneller te eten dan jij at. Was mijn bord namelijk eerder leeg dan kreeg ik geheid jou eten erbij geschoven op mijn bord.

Het gaat je om het hebben en om het geven. Je bent gul en hebberig tegelijk. Jaloers en jalief samen.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Nicole
5 jaar geleden

Wat schrijf je toch ontzettend goed. Altijd treffend...

Maak jouw eigen website met JouwWeb